luchtbrug naar het verleden. een meisje van stand. de archiefkast. bovenburen. vroeger was het beter. tussen de kieren. manders meubelen. ons Waterloo.

Door:

Annemie

Holla


Annemie is

de schrijfster

van de volgende boeiende

verhalen:



Annemie
anno 1965
de sloot. inleiding. in de ban van de tv. 2-4-6-8-10.
Ons Waterloo

Iedere dinsdag, de dag voordat het weer zover is, voel ik die afschuwelijke steen in mijn maag. De beelden van het griezelig diepe water dat onheilspellend tegen de rand klotst, de indringende geur van chloor en de bullebak van een zwemleraar spoken door mijn hoofd. De wekelijks terugkerende zwemles op school is een foltering.
Ik kan er niet van slapen en waarschijnlijk veel klasgenootjes evenmin. Al komen ze daar niet altijd eerlijk voor uit. De meesten houden zich stoer en laten zich de bulderende stem en kleinerende opmerkingen van onze zwemmeester niet aangaan. Hij lijkt er een duivels genoegen in te scheppen om zijn stoom op ons af te blazen en ons angstig en bibberend in zijn ijzeren greep te houden. Zijn korte, oer-Hollandse naam Piet is een begrip voor alle kinderen die ooit in het Sportfondsenbad in Venlo-Zuid op zwemles zijn geweest. Om de druk enigszins te verlichten, hebben we zijn naam veranderd in de koosnaam Pietje. Hele generaties schoolkinderen hebben echter onder zijn regime gesidderd.

Vanuit de lagere school aan de Pastoor Opheijstraat lopen we in ganzenpas met de hele klas naar het Sportfondsenbad aan de Walstraat. Zodra we de Tegelseweg bij drogisterij Perey zijn overgestoken en we de speelplaats van de oude meisjesschool zijn gepasseerd, duikt het markante badgebouw aan het einde van de straat op. Van veraf heeft het iets weg van een Chinese pagode doordat de schuine daken in drievoud evenredig over de bovenkant zijn verdeeld. De trappen naar de ingang hebben een overkapping. Het is de plek waar we moeten wachten als de zwemles is afgelopen. De muurtjes aan beide kanten bieden een zitplaats. Links naast de ingang zijn de raampjes van het binnenbad te zien.
De vijftig meters tot het badhuis, die ons nog resten zijn geplaveid met angst en onbehagen. Een hellegang zonder ontsnappingsclausule. Ik druk mijn rechterhand, die in de hand van mijn vriendinnetje rust, iets steviger in die van haar. Een gebaar dat ze met een wederdruk bevestigt. Vriendinnen begrijpen elkaar.

In de hal is voor ons een looproute uitgestippeld. Als makke schapen lopen we rechts langs de kassa linea recta naar de gang met de kleedhokjes. Mijn klasgenootjes verdwijnen één voor één achter de klapdeurtjes. De geur van chloor en natte lijven dringt mijn neusgaten binnen. Opgesloten in mijn veilige cel begin ik met het uitpakken van de zwemtas. Een soort van waterdichte zak, bij elkaar gehouden door een koord dat door geringde gaatjes is gesnoerd. Speciaal voor zwemles. Met grote tegenzin ga ik op zoek naar het badpak dat mijn moeder onlangs heeft versteld. Ik ben flink in de groei en aangezien de rekbaarheid van mijn badpak zijn grenzen heeft bereikt, is mijn moeder zo vindingrijk geweest om de schouderbandjes door te knippen en er aan beide kanten met naald en draad brede, zwarte elastiek tussen te zetten. Gelukkig hoef ik me er niet voor te schamen want de kwaliteit van de badpakken van mijn klasgenootjes heeft evengoed niet veel om het lijf. Behalve dan van die twee fanatiekelingen in onze klas die lid zijn van zwemvereniging Mosa. Die verschijnen elk half jaar in het nieuwste, sportieve exemplaar. Zo stelen ze iedere week met hun vanzelfsprekende zwemkunsten de show en zijn ze het lievelingetje van de badmeester. Ik wurm me in mijn badpak en hang mijn kleding aan de ijzeren haak.
Eenmaal uit het kleedhok begeeft iedereen zich over de glibberige tegelvloer naar de douches aan de kant van het diepe. Douchen is verplicht en het is zeker geen pretje. Het ijskoude kraanwater spoelt de behaaglijke, tropische warmte van de kleedhokjes op slag van ons af. Rillend en klappertandend zoeken we gedisciplineerd de plek op die het stadium van onze vorderingen aangeeft. Er zijn drie categorieën: het ondiepe, voor de beginners, het diepe, voor de gevorderden en het tussenstadium bij de ketting in het midden, voor de twijfelgevallen. De losjes in het water hangende ketting is een magische grens.
Het groepje in het ondiepe wordt door de klas vol medelijden bekeken. Ze staan onder de hoede van een al even strenge badjuf en het wil maar niet lukken met dat drijven, met of zonder houten plankje. Ook bij de rugslag gaan ze nog voortdurend kopje onder zodat de juf hen ongeduldig en hardhandig bij de voeten pakt en hun benen stevig in de vorm van een groot wiebertje duwt. Dat houdt ze net zo lang vol tot de ongelukkigen zelf in staat zijn om hun knieën boven het wateroppervlak uit te laten komen.
Tot mijn grote verrassing mag ik me al na enkele weken bij de gevorderden voegen. Mijn A-diploma ligt thuis in de la. Nu zijn we aan het oefenen voor de volgende stap: diploma B. Met duiken in het diepe, tien meter onder water zwemmen, een minuut watertrappelen met mijn handen boven het hoofd en ook nog eens die moeilijke borstcrawl, lijkt het B-diploma voor mij geen echt haalbare kaart. De haak namelijk, die de badmeester als Neptunes hanteerde en ons van de ondergang kan redden, ligt nu onaangeroerd langs de rand van het bad. Hooguit bij een onverwachte paniekaanval wordt hij nog tevoorschijn gehaald. Ons groepje schaart zich achter het eerste startblok. Ik ben de zesde in de rij. Het enge, diepe water schemert voor mijn ogen. Ik hoor de briesende stem van Pietje die één van de meisjes vóór mij, die met een keiharde buiklanding op het water terecht is gekomen, ten overstaan van ons hele groepje de oren wast. “Zo moet het dus niet,” gaat hij tegen haar te keer.

Mijn ogen dwalen naar de grote ramen rechts van mij. Buiten schijnt de zon en in het schijnsel van het licht zie ik het blauwe, rustig kabbelende water van het buitenbad, dat op sommige plaatsen wordt doorkliefd door een bejaarde man of vrouw. Zij hebben er op dat moment van de dag de tijd voor. In mijn hoofd klinkt de vrolijke melodie van Cliff Richard die ik vanmorgen bij ons thuis op de radio heb gehoord: “We’re all going on a summer holiday” galmt zijn stem door de overvolle fietsenstalling en de warme kleedhokjes. Het is eindelijk vakantie. Lachend en pratend zoeken mijn vriendinnetje en ik een leeg hokje om ons van onze zomerkleding te ontdoen. Het badpak hebben we thuis al aan gedaan. Daarna eerst snel een gunstig plekje tussen de hoge wilgen op de ligwei bemachtigen en onze badhanddoeken uitspreiden. We kunnen niet wachten om het verkwikkende water in te duiken.  
Schaterend en drijfnat, maar ook moe van de vele baantjes die we samen door het water hebben getrokken zoeken we nu ons heil in de felle zon. Om ons heen is het in de tussentijd drukker geworden. Andere meisjes van school hebben zich bij ons gevoegd en één van hen heeft zelfs een transistorradio bij zich. Zo bakenen we met onze eigen zender ons terrein af. Radio Luxemburg heeft, als de ontvangst goed is, meestal onze voorkeur.
Naast ons heeft zich een groepje jongens van de jongensschool verzameld. Ze loeren naar ons met steelse blikken en met een half oor proberen ze mee te luisteren naar onze verhalen. De grootste lefgozer durft zelfs een gesprekje met ons aan te knopen of daagt ons uit voor een spel met de bal. We gaan er niet op in maar grinniken schaapachtig terug. Het blijft bij wat speels heen en weer gelonk en dat is al spannend genoeg.
Als onze badpakken zijn opgedroogd en de hitte te zeer bezit van ons neemt, gaan we een ijsje halen bij het kraampje van de familie Kempen. Daar is het een gedrang van natte badpakken, warme lijven en blote voeten …

“Opschieten,” klinkt het door het bad. Verschrikt kijk ik in de donkere ogen van Pietje. Het is mijn beurt….

Mijn redding komt uit een onverwachte hoek. Een bezoekje aan mijn opa en oma aan de overkant van de straat heeft verstrekkende gevolgen. Op weg naar huis maak ik een smak en beland ik languit op de stoep. “Die arm is gebroken,” vertelt de dokter in het ziekenhuis. Hij kijkt mij en mijn vader meewarig aan. Ook al schreeuw ik het op dat moment uit van de pijn, zijn woorden klinken als muziek in mijn oren. Een stevig gipsverband maakt duidelijk dat het menens is. Het is twee weken voordat ik op moet voor mijn zwemdiploma B.
Het blijft de missing link in mijn zwemcarrière, die met deze val vroegtijdig wordt beëindigd. Ik lig er niet wakker van. Integendeel, vanaf die dag slaap ik weer als een roos. Tegen de tijd dat mijn arm is hersteld begint de zomervakantie. Het schooljaar daarna is een andere klas aan de beurt voor zwemles.
Het gips heb ik nog lang bewaard. Als teken van een roemloos, maar dankbaar einde.

Hoek Tegelseweg-Walstraat
Drogisterij Pereij 1935-1953
(in de volksmond genoemd: Perré)
Dochter Mia trouwde met Herman Spreuwenberg en werd het Drogisterij Spreuwenberg.
Het Sportfondsenbad (‘t Sportje)
in de Walstraat
Geopend: 1935 / Gesloopt 1997
Het buitenbad op een drukke dag
....... en al die bezoekers van dat buitenbad gingen ijs, frisdrank en snoep kopen bij de 'snoepkraom' bij de fam. Kempen.
Hier: ma Kempen op 5-6-1958
Zoals we het ons allen herinneren!
Pietje Sijbers, alias ‘Pietje’